Afweer is elke weerstand die het lichaam tegen een ziekteverwekker verricht. Ons afweersysteem beschermd ons lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen. Lichaamsvreemde vreemde stoffen of antigenen zijn stoffen die niet in je lichaam thuis horen. Je lichaam wil dat niet, dus verdedigd je lichaam het. Een voorbeeld hiervan is een infectie. Hierbij dringen ziektewekkers je lichaam binnen. Bijvoorbeeld bij voet schimmel, die infectie kun je heel makkelijk oplopen. Als je naar het zwembad gaat bijvoorbeeld. Deze infecties zijn makkelijk te bestrijden met medicijnen.
Witte bloedcellen sluiten bacteriën en andere ziekteverwekkers in, zo worden ze onschadelijk. Ook zijn er witte bloedcellen die antistoffen maken voor de ziekteverwekkers. De antistof hecht zich aan de lichaamsvreemde stof van de ziekteverwekker, waardoor deze onschadelijk wordt gemaakt. Ook kan er maar één type antistof zich hechten aan één lichaamsvreemde stof.
Wat is immuniteit nou precies? Er zijn twee soorten immuniteit, namelijk: natuurlijke immuniteit en kunstmatige immuniteit.
- Als er een antistof in je bloed is, dan beschikt je lichaam over een goede afweer tegen ziekteverwekkers. Immuun wil zeggen dat je bloed in een korte tijd veel antistoffen bevat en zo word je niet ziek. Er is ook natuurlijke immuniteit bij waterpokken. Kinderen krijgen waterpokken en ze worden er ziek. Het lichaam van het kind maakt dan antistoffen tegen de ziekteverwekker en zo word het kind immuun voor deze ziekte. Blijvende immuniteit noemen we dit. Natuurlijke immuniteit is dat je lichaam zelf immuun word voor een ziekte. De kinderen ondergaan dit zelf, hun eigen lichaam maakt hiervoor antistoffen namelijk, daarom noemen we dit natuurlijke immuniteit.
- Kunstmatige immuniteit, je word kunstmatig immuniteit opgewekt. Er zijn twee soorten van kunstmatige immuniteit: actieve immunisatie en passieve immunisatie. Bij een inenting spuiten ze een vaccin in, daarom word inenting ook wel vaccinatie genoemd. In een vaccin zit een dode of verzwakte ziekteverwekker in. Doordat dit in je lichaam komt, maken bepaalde witte bloedcellen antistoffen tegen de antigenen van de ziekteverwekker. Omdat de ziekteverwekker dood of verzwakt is, word je niet heel erg ziek van deze ziekteverwekker, misschien voel je je een klein beetje ziek of helemaal niet. Als later deze ziekteverwekker in je lichaam komt, reageren daar de witte bloedcellen meteen op en maken ze meteen een antistof. Zo word je niet ziek. Je bent namelijk immuun geworden. Deze vorm van kunstmatige immuniteit noemen we actieve immunisatie, omdat de ingeënte persoon zelf de antistof maakt. Bij passieve immunisatie maak je niet zelf antistoffen aan. Als je bijvoorbeeld bent gebeten door een slang, die giftig is, dan kan je lichaam niet zo snel allemaal antistoffen aanmaken. Je krijgt een serum ingespoten. Een serum bevat zelf antistoffen tegen de lichaamsvreemde, giftige stoffen. Zelf maak je dus geen antistoffen aan.