Bloedgroepen.

Ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep, bijvoorbeeld 0 (nul) of A. Bloedfactoren zijn stoffen die op de celmembraan van rode bloedcellen kunnen voorkomen en die als vreemde stoffen werken voor iemand die deze stoffen niet heeft. De meest bekende bloedfactoren zijn bloedfactor A en B.    Als je alleen bloedfactor A hebt, dan betekent dit dat je bloedgroep A hebt en eiwit A op je rode bloedcellen zit. Zo is het ook bij bloedfactor B, diegene heeft dan bloedgroep B en heeft eiwit B op zijn rode bloedcellen. Je kunt ook bloedfactor A en B op je rode bloedcellen hebben, dan heb je bloedgroep AB. Je kan ook bloedgroep 0 (nul) hebben, als je dat hebt dan heb je geen eiwit A of eiwit B op je bloedcellen.

Als iemand een ongeluk heeft gehad, kan het zijn dat diegene veel bloed is verloren. Diegene kan dan bloed toegediend krijgen van een bloeddonor. Dit word bloedtransfusie genoemd. Een bloeddonor is iemand die zijn of haar bloed doneert  bij de bloedbank. Bij bloedtransfusie moet heel erg opgelet worden welke bloedgroep de patiënt heeft en welke de donor heeft. De patiënt moet namelijk bloed van dezelfde bloedgroep ontvangen, omdat als bijvoorbeeld de donor bloedgroep A heeft en de patiënt bloedgroep B dan het bloed anders klonterig kan worden. De rode bloedcellen klonteren samen.

Naast de bloedgroepen A, B, AB en O bepalen de rode bloedcellen ook een ander kenmerk van het bloed, namelijk de resusfactor. Bij wel 85% van de mensen komt op hun celmembraan van de rode bloedcellen de resusfactor voor. Resusfactor positief bloed word Rh+ bloed genoemd, dit is bloed met de resusfactor. En bloed met geen resusfactor is resusfactor negatief bloed, dit word Rh- bloed genoemd. Mensen die resusfactor negatief zijn, maken antistof tegen de resusfactor als ze in contact komen met resuspositief bloed. Dit is erg gevaarlijk als een zwangere vrouw (die resus negatief is) zwanger is van een resuspositief kind, voor de tweede keer. Wanneer de moeder tijdens een vorige zwangerschap resus antistoffen heeft aangemaakt, blijven deze in haar bloed aanwezig en kunnen ze bij een volgende zwangerschap via de placenta in de bloedsomloop van het kind komen. Hierdoor kunnen dan problemen ontstaan wanneer zij een resus positief kind verwacht. Deze antistoffen van de moeder breken de rode bloedcellen van het kind af en zo krijgt het kind bloedarmoede.

 

Leukemie.

Leukemie wordt ook wel bloedkanker of beenmergkanker genoemd. Leukemie wordt veroorzaakt door een foutje in het DNA van een stamcel. Stamcellen zijn cellen in het beenmerg die kunnen uitgroeien tot verschillende soorten bloedcellen. Normaal gesproken rijpen bloedcellen in het beenmerg totdat ze rijp genoeg zijn om mee te helpen in het afweersysteem. Maar soms ontstaat er een foutje in het DNA van zo’n stamcel, waardoor de deling van de stamcel in de war raakt. Het kan zijn dat deze niet meer deelt, maar het kan ook zijn dat de stamcel veel te hard gaat delen. Dat is wat er gebeurt als je leukemie hebt. 

Leukemie is wel te genezen, namelijk met chemotherapie, het doel van de behandeling met chemotherapie is dat er geen leukemie cellen meer in het bloed of beenmerg te zien zijn. Het beenmerg kan daarna weer voldoende normale bloedcellen aanmaken.